forum links mythes lerarenhandleiding schrijf zelf bestel cd-rom home talen
de computer & cooperative leren
 
We spreken van coöperatief leren als leren zodanig is georganiseerd als leerlingen in groepen van 2-6 samenwerken om een bepaald leerresultaat te bereiken. Het meeste onderzoek naar coöperatief leren is in Noord-Amerika gedaan, met name door Bob Slavin (John Hopkins University Baltimore) (1985), de gebroeders download as word document
Johnson in Minnesota (1991) en Elizabeth Cohen (1994 en 1997) van Stanford University.

In "The Big Myth" sluiten we vooral aan bij de praktijk en het onderzoek van Elizabeth Cohen. Haar methode "Complex Instruction" is de basis geweest voor het in Europa (met steun van de Europese Commissie) ontwikkelde IAIE-project "Cooperative Learning in Intercultural Education" (CLIP) (Batelaan, 1997).

De belangrijkste argumenten die gebruikt worden om coöperatief leren in te voeren zijn:
- Door toepassing van coöperatief leren bevorder je met name sociale vaardigheden als samenwerken, communiceren, en verantwoordelijkheid dragen.
- Coöperatief leren is een effectieve manier om cognitieve doelen te bereiken. In The Big Myth gebruiken we de werkvorm met name voor het bereiken van cognitieve doelen. We zien de bevordering van sociale vaardigheden vooral als een positief neveneffect.

Leren op school is gericht op:
- Het verwerven van vaardigheden (motorische vaardigheden, bedienen van instrumenten, w.o. computerapparatuur, lezen, schrijven, communiceren, samenwerken, reflecteren, enz)
- Het verwerven van informatie (feitenkennis, kennis van procedures, kennis van strategieën)
- Het verwerven van begrip (van begrip is sprake als men in staat is om nieuw verworven kennis toe te passen in nieuwe situaties en te verbinden met al aanwezige kennis)
- Het verwerven van attitudes (van een attitude is sprake als begrip leidt tot een bepaald gedrag, tot het nemen van initiatieven, het nemen van verantwoordelijkheid, enz.).

Er zijn vele activiteiten denkbaar die leiden tot leren. Sommige activiteiten zijn effectiever dan andere om bepaalde doelen te bereiken. Vaardigheden bijvoorbeeld zal men eerder verwerven door "doen" dan door erover te lezen of door naar een betoog te luisteren. Intellectuele vaardigheden als samenwerken, communiceren, en leren, leert men vooral door doen en reflectie daarop (onder andere door over ervaringen met elkaar te praten).

Voorbeelden van leeractiviteiten die leiden tot begrip zijn: luisteren, lezen, kijken, er met elkaar over praten, alleen of met elkaar experimenteren, alleen of met elkaar een presentatie voorbereiden en uitvoeren. Uit onderzoek is gebleken dat met name "er met elkaar over praten", het in overleg zoeken naar oplossingen voor gestelde problemen, samen experimenteren en op die experimenten reflecteren, en het gezamenlijk voorbereiden en uitvoeren van een presentatie over het algemeen effectievere leeractiviteiten zijn (leidend tot beter begrip) dan luisteren, lezen en kijken. Met andere woorden: interactie bevordert leren.

Coöperatief leren impliceert meer dan leerlingen bij elkaar in een groepje zetten en ze vragen een opdracht uit te voeren. Als het daartoe beperkt blijft, kan groepswerk contra-produktief zijn, met name voor zogenaamde zwakke leerlingen, omdat in die situatie alleen leerlingen die normaal toch altijd al het initiatief nemen aan hun trekken komen. Immers, als interactie leidt tot leren, dan is de deelname aan die interactie cruciaal. Groepswerk wordt dan ook pas "coöperatief leren" als het zodanig georganiseerd is dat alle leerlingen deelnemen aan de interactie, zeker in The Big Myth, waarbij de computer zo'n belangrijke rol speelt.
Deelname aan de interactie wordt bepaald door:
1. De organisatie
2. De inhoud
3. De deelnemers.


Bij organisatie kan men denken aan indeling van werkgroepjes, inrichting van de klas en meubilairschikking, verdelen van taken en verantwoordelijkheden. Voor wat betreft de indeling in groepen hanteren we aantal vuistregels:
1. Groepen worden ingedeeld door de docent, omdat alleen dan kinderen die wat minder populair zijn niet al direct buiten de boot vallen. Leerlingen vinden dat in het begin vaak vervelend: ze zitten liever bij hun vriendjes in een groepje, maar het is hun gemakkelijk uit te leggen dat je met iedereen moet leren samenwerken.
2. De groepsindeling wordt na verloop van enige tijd gewijzigd om te voorkomen dat er in groepen een vast verwachtingspatroon ontstaat
3. Groepen zo heterogeen mogelijk zijn samengesteld, omdat alleen dan leerlinge kunnen profiteren van elkaars verschillende capaciteiten.
4. Taken en verantwoordelijkheden moeten duidelijk zijn. De docent deelt die toe aan de leerlingen.
5. Taken en verantwoordelijkheden rouleren na enige tijd.

Bij inhoud kan men denken aan de leerstof : interessant, ervaren als zinvol, en aan de opdrachten: open vragen, opdrachten waarvoor leerlingen elkaar echt nodig hebben. Opdrachten dienen ook "rijk" te zijn in termen van intelligenties. Ze moeten op zoveel mogelijk verschillende intelligenties en vaardigheden een beroep doen. We sluiten hiervoor aan bij de theorie over "meervoudige intelligenties" van de Amerikaanse psycholoog Howard Gardner (Gardner, 1993)

Bij deelnemers moet men niet alleen denken aan hun sociale vaardigheden (er zijn verschillende manieren beschreven om die aan te leren, bijvoorbeeld de skillbuilders in het boek van Cohen (1994) en in Kagan (1994)), maar ook aan de verwachtingen die deelnemers van elkaar hebben.

Iedereen met enige ervaring met groepswerk weet dat er altijd leerlingen zijn die direct het initiatief nemen en al het werk doen en dat er leerlingen zijn die niet meedoen of de kans niet krijgen om mee te doen. Elizabeth Cohen vroeg zich in haar onderzoek af hoe dat kwam. De theorie die zij in haar onderzoek bevestigd vond is dat de status die de leerling in de groep heeft de meest invloedrijke factor is die deelname aan interactie in groepen bepaalt.

Die status komt voor een belangrijk deel neer op verwachtingen die leerlingen van elkaar, de docent van de leerlingen en de leerlingen van zichzelf hebben. Het gaat dan om verwachtingen met betrekking tot capaciteiten.

Wie interactie wil bevorderen zal dus die verwachtingen moeten bijstellen. Het leidt te ver om daarop in dit kader dieper in te gaan. Daarvoor verwijzen we naar het werk van Cohen (Cohen, 1994) en naar de rapportage over CLIP (Batelaan, 1998). In het kort komt het erop neer dat het belangrijkste middel dat de docent heeft is het geven van positieve feedback. Daarvoor is het nodig dat de docent met name bij leerlingen met een lage status probeert te achterhalen wat die leerling bijdraagt aan het groepswerk en dat de opdrachten zodanig zijn dat de leerlingen ook meer kunnen laten zien wat ze goed kunnen. Opdrachten zullen dan ook een beroep moeten doen op een uitgebreider scala aan vaardigheden dan de traditionele schoolse vaardigheden (taal en rekenen). In Complex Instruction, CLIP, en nu ook in The Big Myth komen zoveel mogelijk vaardigheden of - in de terminologie van de Amerikaanse psycholoog Howard Gardner (1993) - intelligenties aan bod.

Toepassing van coöperatief leren heeft gevolgen voor de taak van de docent. Bij leeractiviteiten als luisteren, lezen, kijken zijn de belangrijkste docentactiviteiten uitleggen, vertellen, teksten voorleggen, leesopdrachten geven, video's laten zien, (soms) organiseren van excursies.

Bij leeractiviteiten als leerlingen laten discussiëren, leerlingen samen experimenten laten uitvoeren, presentaties laten voorbereiden en uitvoeren passen heel andere docentactiviteiten: organiseren, stimuleren (bijvoorbeeld door vragen te stellen die leerlingen leiden naar beter begrip), observeren en feedback geven. Het zijn overigens vaardigheden die een docent ook nodig heeft bij toepassing van ITC in het onderwijs. In het advies van de Adviesgroep ICT van het Procesmanagement lerarenopleidingen worden vaardigheden genoemd die ook voor samenwerkend leren nodig zijn:
- Leerprocessen zodanig opzetten dat die vragen genereren waarmee leerlingen zelfstandig of in groepen aan het werk kunnen gaan
- Verbanden kunnen leggen
- Observeren van leerlingen, onder meer met het oog op verschillende leerstijlen
- Feedback geven (PmL, 1998).
Organisatie naar boven
Vak en Doelstellingen De Big Myth kan gebruikt worden in taal- en literatuurlessen in de basisvorming (bijvoorbeeld in Engels als vreemde taal), in lessen "cultuur" en kunstzinnige vorming, geschiedens en aardrijkskunde, en in lessen "levensbeschouwelijke vorming". De Big Myth geeft ook ruim mogelijkheden voor vormen van samenwerking tussen docenten in verschillende vakken (team teaching)

Mogelijke doelstellingen zijn:
- Begrip van en voor andere culturen en religies (interculturele kennis)
- Kennis van mythen (relatie met doelstellingen literatuuronderwijs)
- Bevordering van actieve en passieve taalvaardigheid (relatie met moedertaal- en vreemde taalonderwijs)

Daarnaast draagt het werken met de Big Myth bij tot ontwikkeling van vaardigheden als samenwerken, als team gebruik maken van computer- en communicatie vaardigheden en van het Internet als informatiebron.

The Big Myth is ontworpen voor lessen waarin leerlingen in groepjes van 3 - 5 opdrachten uitvoeren. De opdrachten zijn zodanig dat samenwerking noodzakelijk of tenminste bevorderlijk is om de opdracht tot een goed einde te brengen.

Materiaal
Ieder groepje heeft de beschikking over een computer met aansluiting op Internet. In het klaslokaal zijn er voldoende spullen (zoals viltstiften, papier, sheets, eenvoudige muziek- en slaginstrumenten, verkleedkleren, lijm, scharen, karton) beschikbaar. Verder hebben de leerlingen toegang tot een bibliotheek, cq mediatheek.

Groepsindeling
De docent maakt voor iedere periode een groepsindeling en verdeelt de taken en functies: Die functies en taken kunnen bijvoorbeeld als volgt benoemd en verdeeld worden:  

Aanvoerder / woordvoerder:
- Zorgt ervoor dat iedereen de opdrachten begrijpt
- Zorgt ervoor dat iedereen in de groep meedoet, bijvoorbeeld ook dat degene die de computer bedient niet op eigen hutje gaat surfen
- Voert namens de groep het woord als de groep iets te vragen heeft aan de docent.

Verslaggever / regisseur:
- Organiseert de groepspresentatie
- Zorgt ervoor dat er op tijd, volgens plan gewerkt wordt

Materiaal manager:
- Zorgt voor al het materiaal dat de groep nodig heeft (waaronder eventueel elders uitgeprinte teksten)
- Zorgt ervoor dat alle materialen weer worden opgeruimd en dat alles weer schoon is (dat betekent niet dat hij dat allemaal zelf moet doen: hij organiseert het)
-
Vult de groepsantwoorden op eventuele werkbladen in

Informatie manager:
- Zoekt alle benodigde informatie op
- Bedient de computer en de printer

Bemiddelaar:
- Zorgt voor een positieve sfeer in de groep
- Bemiddelt bij eventuele conflicten

(in een groep van vier kunnen deze taken op een andere wijze verdeeld worden, bijvoorbeeld door de taak van bemiddelaar aan de aanvoerder te geven)
 
Rol van de leraar
1. De voorbereiding van ieder les
2. Selecteren van A-vragen

Afhankelijk van de doelstellingen waarvoor de Big Myth gebuikt wordt, kan de docent een selectie maken van de A-vragen die leerlingen moeten beantwoorden alvorens ze aan het werk gaan met de B-opdracht. Je kunt daarvoor de opdrachten downloaden, naar eigen inzicht bijstellen en voor het groepje dat met de desbetreffende mythe aan de gang gaat een exemplaar afdrukken.

Traditioneel is de docent degene die kennis overdraagt. Hij/zij is de belangrijkst bron van informatie. In The Big Myth is alle informatie die leerlingen nodig hebben beschikbaar op de website. Dat geeft hem de tijd en de gelegenheid om veel meer aandacht te besteden aan het leerproces zoals dat zich bij zijn leerlingen voltrekt en te kijken naar wat zij presteren. In de filosofie van Complex Instruction is het heel belangrijk om leerlingen te waarderen naar wat zij kunnen, die waarderingen uit te spreken en daarmee de status (het vertrouwen dat leerlingen in elkaars capaciteiten hebben) en het zelfvertrouwen van die leerlingen te vergroten. In Complex Instruction en bijgevolg in de Big Myth vervult de docent vooral de rollen van:

1. Organisator en Manager
De docent is verantwoordelijk voor groepsindeling en rolverdeling. Vervolgens delegeert hij verantwoordelijkheid aan de groepjes, met andere woorden hij houdt iedereen aan zijn/haar rol.

Voorbeelden:
- Hij vergewist zich ervan dat een door de woordvoerder gestelde vraag inderdaad een vraag van de groep is.
Als er onduidelijkheid is over de opdracht laat hij het in eerste instantie aan de aanvoerder over om ervoor te zorgen dat er duidelijkheid komt.
- Hij houdt in de gaten dat alleen de materiaalmanager materialen haalt.
- Hij houdt de materiaalmanager verantwoordelijk voor de spullen.
- Hij spreekt alleen de verslagever aan op tijdmanagement en planning.
- Hij spreekt er de bemiddelaar op aan als er in een groep te veel onenigheid is.

2. Vraagbaak en Stimulator
De docent is er uiteraard voor om groepjes die vastlopen weer op gang te brengen. Niet door het geven van pasklare antwoorden op vragen van leerlingen maar door het stellen van vragen waarmee groepjes verder kunnen.

3. Observator
kijken naar wat leerlingen goed doen. In Complex Instruction is het heel belangrijk om te reageren op wat leerlingen goed doen. De docent zal - vooral tijdens het groepswerk - moeten kijken naar wat leerlingen goed doen.

4. Evaluator
feedback geven. Op basis van zijn waarnemingen reageert de docent op wat hij ziet van de leerlingen. Dat kan zowel tijdens het groepswerk als tijdens de presentatie. De feedback is concreet, gebaseerd op een beschrijving van wat hij gezien heeft.

De opdrachten voor het werk in de klas
De opdrachten bij ieder mythe bestaan uit drie onderdelen:
1. A-opdrachten die zijn bedoeld om de informatie te verwerken. Het gaat dan vooral om het leggen van verbanden tussen de cultuur, de religie ("pantheon") en de mythe
2. B-opdracht die bedoeld is om een presentatie voor de klas voor te bereiden waaruit blijkt dat de mythe in de context van de desbetreffende cultuur begrepen is.
3. C-opdrachten die bedoeld zijn voor individuele reflectie door de leerlingen op wat ze geleerd hebben en die suggesties geven voor verdere activiteiten. naar boven
the Big Myth
"The Big Myth" © Distant Train 2005
TALEN FORUM SCHRIJF ZELF MYTHES LINKS LERAREN BESTEL HOME